Expert blog – Aletta de Beer
Veel studenten starten de opleiding geneeskunde met de nog vrij traditionele ‘dokter in witte jas’ verwachtingen. Dat matcht niet meer met het type artsen waar de samenleving behoefte aan heeft. Dat die mismatch er is, zie je ook aan de vele studie-uitvallers. Inmiddels hebben we een enorm reservoir aan basisartsen die niet in vervolgopleiding zijn. De vraag is waarom. Deels ligt dit aan het werkveld waarin je als net afgestuurde basisarts komt te werken (lange dagen, hoge werkdruk, veel onregelmatigheid, weinig autonomie etc.). Ook ik ben uiteindelijk uitgestroomd omdat ik niet gelukkig werd in die setting, en geen alternatieve plek kende die beter bij mij als arts paste.
Coschap 2 weken sociale geneeskunde onvoldoende
Nu al werkt 55 procent van de artsen buiten het ziekenhuis en de vraag naar dit soort artsen wordt alleen maar groter. Dat strookt niet met hoe weinig aandacht er is voor de extramurale beroepen tijdens de geneeskundeopleiding. Een coschap van 2 weken sociale geneeskunde bijvoorbeeld is wel erg kort om uit te kunnen vinden wat het vak van jeugdarts of bedrijfsarts nou écht inhoudt en welke belangrijke maatschappelijke rol je in zo’n beroep vervult. Bovendien ziet een coassistent op deze manier maar één van de vele sociaal geneeskundige beroepen. Dubbel zonde. Want onbekend maakt onbemind. Het vak Arts Maatschappij + Gezondheid bijvoorbeeld had ontzettend goed bij mij gepast, maar tijdens mijn studie en anios-tijd erna heb ik er nooit van gehoord. Het vernieuwde curriculum moet een realistisch beeld schetsen van de wereld waarin je komt te werken. Dit geldt overigens ook voor de medisch-specialistische zorg, die is ook in ontwikkeling en verschuift gedeeltelijk buiten de muren van het ziekenhuis. Specialisten worden verwacht te werken in lokale en regionale netwerken, werken soms ook deels in ZBC’s, en hebben voor een goede samenwerking tussen alle zorgprofessionals kennis en inzicht nodig over de volledige zorg rondom een patiënt. Door studenten tijdens de coschappen onderdeel te maken van dat volledige zorgnetwerk, intra- én extramuraal leiden we artsen op waar de maatschappij daadwerkelijk behoefte aan heeft.
Verbinden
Studenten, docenten, coördinatoren, onderwijskundigen, planningsexperts, zorgprofessionals uit het werkveld, docentprofessionalisering, beleidsmedewerkers, communicatie, financiën… er werken enorm veel mensen aan dit nieuwe curriculum. Het is aan mij om de input van al die verschillende expertises en stakeholders mee te nemen in de concrete plannen en projecten voor de herziening van de master opleiding. De nieuwe inrichting van coschappen ontwikkelen we in zogenaamde ‘proeftuinen’ (pilot projecten). In deze proeftuinen gaan we belangrijke samenwerkingen aan met onder andere de Noordwest Ziekenhuisgroep en ZWplus/Sigra en de GGD Amsterdam-Amstelland. ZWplus/Sigra bijvoorbeeld streeft ook naar verbinding van werkgevers in de zorgsector, het onderwijs en andere belanghebbenden zodat het aanbod vanuit het onderwijs en de vraag van werkgevers op elkaar aansluiten.
Samen kijken we hoe we anders kunnen opleiden. Concreet is het doel in de proeftuinen om meer verbinding te leggen tussen de eerste-, tweede- en derdelijn en het sociale domein. Zodat je tijdens je coschappen bij de huisarts ook mee kunt kijken bij de bedrijfsarts, in de ouderenzorg of het wijkteam. Of dat je bijvoorbeeld tijdens je coschappen in het ziekenhuis ook een patiëntcasus vanuit verzekeringsgeneeskunde of infectieziektebestrijding bekijkt. Op die manier ontdek je de samenhang tussen de verschillende beroepen, zie je hoe de zorg in elkaar steekt en hoe men met elkaar samenwerkt. Dit helpt toekomstig artsen om een betere beroepskeuze te maken en in hun verdere carrière als arts, waar ze binnen de zorg ook terechtkomen.