De coassistent, begeleiding & onderwijsexpertise
Wat kan een co-assistent?
Iedere coassistent start met het zesweekse Voorbereidend CoschaP (VCP), van twee delen: de cursus ‘anamnese, klinisch redeneren en lichamelijk onderzoek’ en ‘Vaardigheden in de Klinische Praktijk’. Het onderwijs is vooral gericht op aanleren en oefenen van de anamnese, het algemeen lichamelijk onderzoek, het proces van klinisch redeneren inclusief farmacotherapeutisch redeneren, verslaglegging en voorbehouden handelingen in een simulatiesetting en in de klinische praktijk. Daarna volgen de reguliere coschappen. Tijdens de coschappen leren studenten als coassistent in het ziekenhuis en in de extramurale praktijk. Het is belangrijk dat de student hierbij niet enkel acute patiënten maar ook chronische patiënten ziet. Op deze manier krijgt de student een beeld van zowel het patiëntperspectief als de samenwerking tussen verschillende (para)medische professionals in de zorg en de organisatie van de zorg. Zij werken onder supervisie in het behandelteam. Taken bestaan o.a. uit:
- het afnemen van een anamnese bij patiënten
- het (zelfstandig) verrichten van het lichamelijk onderzoek.
- een differentiaal diagnose opstellen
- het adviseren over aanvullend onderzoek
- het onder supervisie verrichten van voorbehouden handelingen en
- het verdiepen in de behandeling en noodzakelijke zorg tijdens verblijf in de zorginstelling én na ontslag van de patiënt of in de thuissituatie.
Competenties
Tijdens de coschappen wordt van de coassistent een actieve houding verwacht. Studenten verzamelen zelf feedback over hun leerproces aan de hand van verschillende competenties, een vaste mentor begeleidt de student gedurende het hele mastertraject. Competenties waarin een coassistent zich moet bekwamen zijn:
medische expertise | maatschappelijk handelen | |
leiderschap en communicatie | samenwerking | |
wetenschappelijk denken | Professionaliteit |
Begeleiding
De begeleiding van de coassistenten bestaat uit supervisoren, mentoren en senior coassistent begeleiders.
Supervisor
De opleiders op de werkvloer spelen een belangrijke rol bij de begeleiding van de student tijdens de opleiding. In het kader van hun opleiding voeren geneeskundestudenten onder supervisie klinische handelingen uit bij patiënten. De supervisie van geneeskundestudenten kan, afhankelijk van de klinische handeling, worden gegeven door:
o Medisch specialisten
o Profielartsen KNMG
o Artsen in opleiding tot specialist (aios)
o Artsen niet in opleiding tot specialist (anios en basisartsen)
o BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, niet zijnde artsen. Deze categorie geeft supervisie voor specifieke bij de beroepsgroep behorende vaardigheden en voorbehouden handelingen. Hieronder essorteren onder meer klinisch verloskundigen, physician assistants, nurse practitioners, optometristen en specialistisch verpleegkundigen.
Studenten zijn onderdeel van het behandelteam en worden volgens een rooster ingedeeld voor verschillende activiteiten op de afdeling. Op deze wijze worden zij gekoppeld aan supervisoren. Studenten zorgen ervoor dat zij weten wie hun supervisor is. Studenten voeren klinische handelingen uit onder het juiste supervisieniveau van de ingeroosterde arts, waarbij zij zich houden aan het beleid, de richtlijnen en voorschriften van het ziekenhuis op het gebied van kwaliteit en veiligheid.
Stagebegeleider senior coschap
De nadruk ligt op het begeleiden, het beoordelen vindt binnen het programmatisch toetsprogramma plaats door een masterbeoordelingscommissie (MBC). Uiteraard hecht deze commissie veel waarde aan de feedback die u en uw team geven aan de coassistent. Van de senior coassistent wordt meer zelfstandigheid verwacht, dan de coassistent in masterjaar 1 en 2.
Mentor
Naast de begeleiders op de werkvloer, worden studenten begeleid door een mentor (arts) die de student gedurende drie jaar volgt. Er zijn 9 momenten in de opleiding dat de student en mentor elkaar spreken. Bij de start van de master is er meer begeleiding van de mentor nodig om de student te coachen in het formuleren van leerdoelen en het uitwerken van een plan van aanpak naar aanleiding van de feedback dan in het vervolg van de masteropleiding.
Onderwijsexpertise
Wat is de rol van de begeleider? De begeleider geeft geen beoordeling, maar voert een dialoog gericht op de verdere ontwikkeling van de student en vult tijdens of na deze dialoog het feedbackformulier in. Deze feedbackmomenten worden vastgelegd in het digitale portfolio waarin coassistenten hun vorderingen laten zien. Docentprofessionalisering van de Faculteit der Geneeskunde heeft trainingen ontwikkeld voor begeleiders waarin zij leren hoe zij hun rol als begeleider optimaal kunnen invullen. Het uitgangspunt van deze trainingen is dat de manier waaróp feedback gegeven wordt niet het meest belangrijk is, maar vooral hóe het aankomt bij de student en wát die ermee doet. De dialoog tussen student en docent staat daarin centraal. Dat de relatie tussen student en docent belangrijk is bij feedback en dat studenten en docenten hierin zullen moeten samenwerken, wordt meegegeven aan studenten, onze werkplekbegeleiders in de coschappen, de mentoren en de MBC.
E-learnings en training op maat
Er kan een training op maat worden georganiseerd voor de vakgroep (bijvoorbeeld na een overdracht) of begeleiders kunnen zich individueel opgeven voor de training. Ook zijn er filmpjes met illustraties van hoe feedback gegeven kan worden beschikbaar. Contact gaat via docentprofessionalisering.vu@amsterdamumc.nl. Naast bovengenoemde training biedt het team van docentprofessionalisering nog vele andere relevante trainingen en workshops zoals de training Teach the Teacher. Kijk voor een volledig overzicht op de website Amsterdam UMC, Locatie VUmc – Docentprofessionalisering